BURST – Tijdens de afgelopen Algemene Vergadering van Judo Vlaanderen op 16 maart jl. kwam het mandaat van Mike Van de Rostyne als bestuurder en voorzitter van de federatie ten einde. Tijd dus om even terug te blikken op Mikes periode als voorzitter.
Vanwaar die ‘drive’ om de federatie te leiden?
“Ik ben eigenlijk binnen Judo Vlaanderen, destijds de Vlaams Judofederatie, gestart als medewerker in verschillende commissies,” stelt Mike. “Zo heb ik een tijd in de jeugdcommissie gezeteld. Vervolgens ook in de pedagogische commissie. Ik zetelde tevens in het Provinciale Comité van Oost-Vlaanderen. Trouwens, ik heb het goede voorbeeld gehad. Mijn vader heeft een hele tijd als bestuurslid in de raad van bestuur van de toenmalige VJF gezeteld. Eerst gewoon als bestuurder en later als secretaris-generaal. Ik ben dan eigenlijk in het voetspoor van mijn vader getreden. Eigenlijk op vraag van Michel Pillaert, Jacques Martens en Kristophe Van de Putte op het moment dat het financieel eigenlijk niet zo goed ging met de Vlaams Judofederatie waarbij de federatie eigenlijk in een serieuze verliespositie zat, op zich was ze virtueel-failliet. Ik ben fiscalist van beroep, dus ik ken wel iets van cijfers, vandaar dat ze mij hadden gevraagd of ik niet wilde toetreden tot de Raad van Bestuur. Ik heb dan vervolgens mijn kandidatuur in 2008 ingediend. En zo ben ik er dan ingerold, eerst als penningmeester, later dan als voorzitter.”
Met zijn financiële achtergrond is hij de man op de juiste plaats. “Ik durf te stellen dat ik als penningmeester toch wel redelijk snel enkele successen heb kunnen boeken om de federatie terug op het juiste pad te zetten, zodat we een spaarpotje hebben kunnen aanleggen ingeval het eventueel nog eens wat moeilijker zou gaan. Waar ik ook blij mee ben, is dat de federatie geïnvesteerd heeft in een eigen onroerend goed, een eigen gebouw waar het secretariaat nu is in ondergebracht, samen met enkele andere sportfederaties. Financieel, maar ook algemeen voor de federatie, is het wel leuk om een eigen stek te hebben, waar je dan ook zelf kan doen wat je wil en zelf kan inrichten of uitbreiden wat dan ook de toekomstplannen zijn. En tevens is dit op de lange termijn geen kost meer, maar een opbrengst, wat altijd een positief verhaal is.”
Het terug gezond maken van de federatie, beschouw je dat als een van de hoogtepunten van je mandaat?
Mike beaamt. “Ja, ik denk dat dat zeker een van de zaken is waar ik trots op ben en echt wel achtersta. Financieel gezond zijn, is belangrijk voor een sportfederatie. Ervoor zorgen dat je ook in slechte tijden eventueel iets achter de hand hebt om de zaken te kunnen opvangen. Ik had de indruk dat daar voor mijn tijd iets te los mee werd omgesprongen, waardoor dan niet altijd alle kosten en baten in de juiste volgorde werden meegenomen. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om te kijken naar wat een Shiai kost, wat provinciale organisaties kosten, e.d. In het verleden had men daar amper een beeld van. Meten is weten. Als je weet wat alles kost, kan je daar een legitieme prijs op plakken die de mensen moeten betalen. Daarentegen kan je ook aan de leden aantonen wat ze allemaal krijgen voor de vergunningskaart die ze betalen. Wat in onze federatie nog altijd een marginaal bedrag blijkt als je dat vergelijkt met andere federaties.”
Jij bent voorzitter geweest in volle Covid-periode. Was dat misschien niet een van de grootste uitdagingen voor jou als voorzitter, maar ook voor de federatie, om daar mee om te gaan?
“Elke voorzitter ervaart tijdens zijn ambtsperiode wel een crisismoment, denk ik. In de tijd van Jacques Martens was er het financiële, in de tijd van Kristof Van de Putte was dat het grensoverschrijdend gedrag. Bij Bart de Muynck lag topsport onder vuur. Bij mij was het inderdaad Covid. Dat was ongetwijfeld een heel moeilijke periode. Bij contactsport werd je natuurlijk als eerste geviseerd en was je de laatste die de dojo opnieuw mocht openstellen. De gevolgen waren zeer tastbaar. We merkten vrij snel een enorme terugval in ons ledenaantal. Ja, het was met wat kunst- en vliegwerk toch wel op bepaalde momenten kijken welke oplossingen we konden bieden om mensen toch verder aan de federatie te blijven binden. Vooral judokosten, als ouders geld betalen voor hun kinderen om een jaar judo te mogen doen en je mag al een aantal maanden niet op de mat, je mag niets organiseren … Dan gaan ze natuurlijk snel kijken naar andere alternatieven, eventueel sporten in de buitenlucht, die dan op dat moment wel mochten, om toch hun kinderen te laten sporten. Dat was heel moeilijk. Ik geef toe dat we dat op bepaalde momenten heel somber zagen. Desalniettemin hebben we die periode goed doorstaan. Als ik vandaag naar de ledencijfers kijk, merk ik dat we ongeveer op hetzelfde niveau zitten van voor de pandemie. Echter moeten we wel vaststellen dat we een hele generatie verloren zijn die we trouwens moeilijk kunnen terugwinnen. Zowel bij de jeugd, als bij de volwassenen, oudere judoka’s welke een tijd niet de mat op mochten. Om dan te herbeginnen is niet zo evident, want we zijn altijd een contactsport waarbij je toch bijna elke spier in je lichaam gebruikt. Dus om dan te herstarten met judo als je dat al een tijdje niet meer doet, zeker op latere leeftijd, is geen evidentie.”
Onder jouw voorzitterschap is het Meerjarenontwikkelingsplan (MJOP) helemaal uitgerold. Dat is toch een vrij belangrijke strategische beslissing om de judosport verder de toekomst in te loodsen. Hoe sta jij daar tegenover?
“Het Meerjarenontwikkelingsplan is ons voorgesteld geweest een hele tijd geleden. Ik denk dat het zelfs nog voor mijn voorzitterschap was dat we met het MJOP gestart zijn. Nu, we wisten vanaf de start reeds dat dit een heel lange weg is die we moeten afleggen, waarbij een enorme inspanning geleverd wordt door de JV-medewerkers om het judo op een andere manier te gaan benaderen. Zoiets vraagt tijd. Ik merk dat er ondertussen reeds heel veel werk is verzet, dat het plan op zich er staat. De uitwerking zal nu de volgende maanden en jaren gebeuren. Persoonlijk geloof ik er zeker in. Ik heb het reeds meermaals gezegd, zowel op de Algemene Vergadering als op de provinciale meet-ups, dat we het judo op een andere manier moeten proberen te beleven. Aangezien het ledenaantal de laatste jaren stagneert, Covid buiten beschouwing gelaten, en het zal volgens mij evenmin nog snel meer stijgen. Je zou kunnen stellen dat sporters vandaag meer alternatieven hebben dan vroeger. Dat klopt gedeeltelijk, maar dat was de laatste tien jaar ook zo. Dan waren er ook al heel veel alternatieven.
We merken dat er geen echte groei meer is in onze ledencijfers. Bovendien zien we tevens een enorme drop-out na de leeftijd van twaalf jaar. Als je kijkt naar de laatste tabellen van de regionale kampioenschappen, moet je vaststellen dat vele categorieën niet meer volzet zijn. Waarbij dat in mijn tijd, en dat is wel meer dan twintig jaar geleden, die tabellen allemaal vol zaten. Dat er per gewichtscategorie, wel vlot twintig judoka’s waren. Nu moet je echter gaan zoeken naar categorieën die volzet zijn. Want een heleboel judoka’s stoppen met competitie na de leeftijd van twaalf jaar. Bijgevolg moeten we proberen een oplossing te vinden om deze judoka’s langer aan boord te houden. Ook als we kijken naar de topsportprestaties, we hebben goede jaren gehad, we hebben nog goede jaren in het vooruitzicht, maar het aantal topsportatleten is beperkt. En als topsportfederatie is het een van de doelstellingen om zoveel mogelijk atleten op het hoogste niveau te vormen. En ik denk dat het MJOP daar zeker kan aan meehelpen om dat te bewerkstelligen.
Sterker nog, ik denk dat we het zeker moeten proberen om een nieuwe weg in te slaan. We kunnen het parcours altijd bijsturen op termijn. Het zal evenwel een aantal jaar moeten lopen vooraleer je daar effectief resultaten van ziet. Dus je kan niet vanaf volgend jaar zeggen van ‘ja zeg, dat trekt op niets, voer het maar weer af’. Dat is de verkeerde mentaliteit. Ik denk dat we dit eerst moeten laten groeien en laten doorsijpelen in alle lagen van het judo. Want het zijn niet alleen de judoka’s op de mat, het zijn ook de ouders die een andere mentaliteit moeten krijgen, en de trainers die een andere mentaliteit moeten kweken. Enkel zo kan het ambitieuze project slagen.”
Als kapitein van het Vlaamse schip heb je ook verantwoordelijkheden op nationaal niveau. Judo Belgium, hoe was de samenwerking daar?
Mike was ondervoorzitter van Judo Belgium. “Ik moet eerlijk toegeven dat dit vroeger heel stroef en moeilijk verliep. Ik heb geprobeerd om toenadering te zoeken met onze Waalse zusterfederatie Judo Wallonie Bruxelles. Ik had het geluk dat er bij de JWB tevens een nieuwe bestuursploeg aantrad, met enkele personen die ik goed ken. Ik merkte dan ook dat we vanaf het begin op dezelfde lijn zaten. In eerste instantie betrof dat de reglementen en allerlei administratieve regelingen. Ik denk dat we wat Judo Belgium betreft op de goede weg zitten. Er zijn al grote stappen gezet om die reglementen op elkaar af te stemmen, zodat het in beide landsdelen gelijk loopt.”
Als je nu terugblikt op je periode als voorzitter, zijn er dan zaken waarvan je zegt dat kon beter of anders?
“Het kan altijd beter. Enerzijds heb je de beperking inzake budget. We zijn geen federatie met enorme budgettaire mogelijkheden, waar je al je dromen zomaar kan omzetten in successen. Anderzijds, zijn we tevens beperkt inzake medewerkers om alles te realiseren. Alle ‘nice to have tools’ om de federatie naar een modernere tijd te loodsen, dat had ik graag versneld gezien, maar dat kost veel geld, en is niet mogelijk. Ik ben blij dat we nu bijna een finale versie hebben van ons wedstrijdsysteem, dat we dat verder kunnen ontplooien en dat het dan ter beschikking staat van de clubs en de provincies om tornooien te organiseren.”
Wat blijven de belangrijkste uitdagingen voor de federatie … en jouw opvolger?
“Ik denk dat het belangrijk is dat het MJOP-verhaal verder loopt en zich kan ontwikkelen. De verdere digitalisering, daar kan je niet om heen, daarop moet je blijven inzetten. Ook topsport mag niet uit het oog verloren worden want dat is toch het uithangbord van onze federatie. Mochten we aan marketing kunnen doen om hiermee als federatie een financiële boost te krijgen, lijkt me dat wel een piste die we moeten proberen te bewandelen. We hebben nooit de mensen gehad binnen het BO die dergelijke kennis hadden. We hebben in het verleden reeds pogingen gedaan om dat te injecteren, maar we zijn niet zo’n populaire sport die gemakkelijk op TV komt. Het is dan ook heel moeilijk in die wereld om daar ergens een voet tussen de deur te krijgen. Ik zou mijn opvolger zeker de raad geven om daarop in te zetten en kijken wat mogelijk is.”
Welke inzichten heb je verworven als voorzitter? Zou je het opnieuw doen?
“Ik heb altijd geprobeerd eerlijk en open te zijn tegenover mijn Raad van Bestuur. Je leert dat zoiets soms tegen je kan gebruikt worden. Ik heb daar evenwel geen probleem mee. Ik ben liever open naar de mensen dan achter de rug te werken. Of ik het opnieuw zou doen? Absoluut! Ik heb het geluk gehad om van alles te mogen proeven binnen de federatie. Door mijn financiële achtergrond, weet ik ook wat er omgaat in alle afdelingen. Topsport, administratie, wedstrijdorganisatie … Tevens heb ik het geluk gehad om in verschillende commissies te kunnen zetelen zodat ik met een brede basiskennis aan het voorzitterschap kon starten. Voorzitter worden van een federatie waarachter je staat, is dan wel de kers op de taart .”
Ga je met al die vergaarde kennis nog iets doen in het judo?
“Ik kom wekelijks zelf nog op de mat. Ik ben actief als trainer in een club in Oostakkker die op sterven na dood was en die ik terug van de grond probeer te krijgen. We hebben ondertussen onze eerste competitie met onze jonge judoka’s achter de rug. Dat geeft mij ook voldoening en daar wil ik mij verder voor inzetten. Ik heb dat ook vroeger gedaan en dat blijf ik leuk vinden. Ik ben ook nog steeds jurylid voor de Shodan Shiken. Ik wil mij daar tevens verder in verdiepen. Zo ga ik regelmatig naar de katatrainingen en overweeg ik de diploma’s van kata judge te behalen. Het is altijd een meerwaarde dat, wanneer je kandidaten moeten evalueren, je dat zelf ook goed kunt. Terugkeren naar de WOC of scheidsrechter worden, daar denk ik ook over na, maar ik heb mijn partner beloofd om wat meer thuis te zijn. Ik ga me voorlopig tot één zaak beperken en nu even vanaf de zijlijn alles observeren.”
Kortom, de uittredende voorzitter blijft actief. Levenslang leren, de judofilosofie indachtig!
Christian Pierre
Media & Communicatie